Twee kwalificaties zijn karakteristiek voor Albertus Jacobus Duymaer van Twist, namelijk die van Deventernaar en van gouverneur-generaal van Nederlands-Indie.
Zijn vader Albertus Jacobus (1775-1820) was hoogleraar, eerst in Deventer en later in Groningen. Hij trouwde met Judith van Loghen (1776-1833, zij ligt in graf nr. 18 begraven) en ze kregen samen drie zoons en een dochter, waarvan één jongetje jong is overleden. De jongste zoon werd geboren op 20 februari 1809 in Deventer en kreeg de naam van vader Albertus Jacobus.
Koos, zoals hij thuis werd genoemd, en broer Jan (1801-1876) kregen hun eerste vorming in Deventer aan de Latijnse school en het Athenaeum Illustre.
In 1829 behaalde Albertus Jacobus zijn kandidaatsexamen aan de Leidse universiteit en zette daar zijn studie voort. Hij onderbrak in 1831 zijn studietijd om mee te vechten met het Jagerskorps van de Leidse studenten tijdens de Tiendaagse Veldtocht. Met promotie beëindigde Koos op 20 oktober 1832 zijn studie, waarna hij meteen weer naar Deventer verhuisde om daar als advocaat bij de rechtbank in dienst te treden.
In 1835 werd hij procureur en 1838 rechter-plaatsvervanger. Albertus Jacobus had een karakteristieke wijze van redeneren: vanuit een bepaald punt ging hij op een voor ieder begrijpelijke wijze, maar met onverbiddelijke logica, naar zijn conclusie.
Naast het beroepsmatige werk zette hij zich in voor de stedelijke gemeenschap: als bestuurslid van het St. Elisabethgasthuis, lid van de Schoolcommissie. Hij zette zich vooral in voor betere verkeersverbindingen met Deventer, om zo de ontwikkeling van de stad te bevorderen.
In juli 1843, toen Duymaer van Twist pas 34 jaar oud was, werd hij door de Overijsselse staten tot lid van de Tweede Kamer gekozen. Zijn speciale interesse ging uit naar financiële zaken.
Kort na Nieuwjaar 1851 vertrok Duymaer van Twist uit Deventer naar Den Haag, waar hij bij Koninklijk Besluit van 22 januari 1851 werd benoemd tot gouverneur-generaal. Op 15 maart vertrok de nieuwe gouverneur-generaal met zijn echtgenote uit Deventer naar Batavia. Op 9 mei kwam hij aan op Batavia en werd plechtig ontvangen.
Duymaer van Twist was afgemeten en ingetogen, volstrekt rechtvaardig en burgerlijk eenvoudig, wat een grote overgang betekende voor Batavia en Buitenzorg (het buitenverblijf van de gouverneur-generaal) die een voorganger kenden die helemaal inging op representatie. Albertus Jacobus vertoefde het liefst op Buitenzorg, waar hij rustig kon werken en genieten van de befaamde plantentuin.
Van Twists ambtsperiode was voor Indië, voor wat betreft de openbare orde, een rustige tijd. Duymaer van Twist stond positief tegenover de uitbreiding van de beoefening van de wetenschappen van Indië en zorgde in 1851 voor de oprichting van een kweekschool voor inlandse onderwijzers te Soerakarta.
Aan het eind van zijn loopbaan trok het ontslag van E. Douwes Dekker (Multatuli) als assistent-resident van Lebak grote aandacht. Van Twist handelde strikt rechtvaardig, maar een deel van de publieke opinie zag hem in dit geval als een landvoogd die ongevoelig was. Feiten en stukken wijzen erop dat hij het belang van zowel Douwes Dekker als van het land heeft gediend. Terwijl Douwes Dekker het leven van Albertus Jacobus zuur maakte, gaf Van Twist van tijd tot tijd toch financiële hulp aan hem.
Aan het eind van de traditionele periode van vijf jaar ontving de lichamelijk nogal verzwakte Duymaer van Twist op eigen verzoek bij Koninklijk Besluit van 21 november 1855 eervol ontslag. Hij trad af op 22 mei 1856 en vertrok twee dagen later naar Deventer.
Rond 1857 liet Van Twist een huis bouwen op het vervallen landgoed Nieuw Rande te Diepenveen.
Huize Nieuw Rande
Na verbetering van zijn gezondheid liet Albertus Jacobus zich overhalen om weer zitting te nemen in de Staten-Generaal: eerst in de Tweede Kamer (1858-1862), daarna nog in de Eerste Kamer (1865-1881). Een herhaalde malen aangeboden ministerschap en het voorzitterschap van de Eerste Kamer weigerde hij.
Op 3 december 1887 overleed Albertus Jacobus Duymaer van Twist. Al in 1864 had Van Twist voor zijn familie en zichzelf eigen graven gekocht op de Algemene Begraafplaats aan de Diepenveenseweg te Deventer. Op 6 december 1887 werd hij in stille eenvoud bijgezet in de grafkelder. Zijn weduwe leefde nog op Nieuw Rande tot 24 september 1895 en werd bij haar man bijgezet in de kelder. Opvallend is dat op de deksteen geen namen staan.