Graf 631. Justus Hiddes Halbertsma

Justus Hiddes Halbertsma werd op 23 oktober 1789 te Grouw geboren. Hij trouwde op 10 mei 1816 met Johanna Iske Hoekema uit Workum en stierf op 27 februari 1869 te Deventer. Ze zouden samen vijf zoons krijgen.

Na zijn studie aan de Latijnse school te Leeuwarden studeerde Halbertsma van 1807 tot 1813 aan de Doopsgezinde Kweekschool te Amsterdam en het Athenaeum Illustre, waar hij zich in theologie en Noordse talen verdiepte. Al tijdens zijn predikantschap te Bolsward (1814-1821) deed Joost van zich spreken. In 1822 vertrok hij naar Deventer, waar hij met grote verwachtingen werd binnengehaald.

Halbertsma was 35 jaar predikant van de Doopsgezinde Gemeente in Deventer. Het predikantschap bevredigde Halbertsma echter niet, hij was meer literator en geleerde dan dominee. Halbertsma’s belangstelling was breed, zijn bibliotheek groeide en zijn huis leek op den duur meer een museum.

Omdat hij niet meer van harte predikant was, vroeg Halbertsma op 12 januari 1856 zijn emeritaat aan ‘op grond van den daarbij omschreven ziekelijke toestand van zijn hoofd’. De kerkenraad nam het verzoek maar al te graag aan en op 26 oktober 1856 nam “den olden” afscheid.

Op een bovenwoning in Deventer bracht hij zijn tijd al schrijvend door en raakte steeds meer vereenzaamd. Als een soort testament liet Halbertsma een bijtende ‘Biografie van Deventer’ na, waarin hij noch de stad Deventer noch haar bevolking noch de doopsgezinde gemeente spaart. Halbertsma heeft nooit echt in Deventer kunnen aarden, mede doordat hij in verband met zijn studie van het (oud-)Fries jaarlijks lange tijd in Friesland onderzoek moest verrichten. Zijn verblijf in deze stad versterkte zijn heimwee, zijn romantische hunkering naar zijn geboorteland; een hunkering ook die de motor van zijn werk was geworden en die bij hem de scheidslijnen tussen zijn en schijn vaak deden vervagen.

Enkele wetenswaardigheden over Halbertsma zijn:
Enkele dagen voor het nieuwe jaar 1842 komt zijn vriend professor Vorsselman de Heer te overlijden. De herdenkingsrede werd in de doopsgezinde kerk achter de Korte Assenstraat gehouden op nieuwjaarsdag 1842. “Op deze dag” –aldus Halbertsma- “in dit uur zult gij het niet ongepast vinden dat ik enige ogenblikken bij de afgestorvene bepaal.” Vervolgens beslaat de preek 68 pagina’s. Het moet een dienst van enige uren zijn geweest.

In het boek over de Doopsgezinden staat dat Halbertsma door zijn norse en scherpe opmerkingen vijanden maakte. De mensen noemden hem “een norsche hakelaar”

Aan het eind van zijn leven verzamelde hij datgene wat hij belangrijk achtte in het werk van zijn broers en in zijn eigen werk. Dit leidde tot de eerste uitgave van ‘Rimen en Teltsjes’ (Rijmen en vertellingen). Zijn zoon Tjalling, professor te Groningen, zou het ‘Fries Lexicon’ – het magnum opus van Halbertsma – voltooien. Op 27 februari 1869 stierf Halbertsma.

Zijn grote betekenis ligt verankerd in de harten van de Friezen die door zijn poëtische, soms melancholieke dan weer scherpe, af en toe zelfs harde weergave van hun leefwereld, in hem hun tolk herkenden. Zijn invloed is uitermate groot geweest, voor de Friese cultuur van onschatbare waarde. Zijn directe woordkeus, van pittig tot sarcastisch, houdt zijn werk nog steeds fris en oorspronkelijk.

Op deze plek liggen 3 personen begraven;
1e Johanna Iske Hoekema, vrouw van J.H. Halbertsma, 53 jaar oud, begraven 3 juli 1847    
2e Hidde Justus Halbertsma, zoon van, oud 45 jaar en begraven op 27 november 1865.
3e Justus Hiddes Halbertsma, de predikant, oud 79 jaar en begraven op 2 maart 1869.